Column Jeroen van Gool: Opkomst, onderhandelen en onderhoud!

De verkiezingen zijn ondertussen weer ruim twee weken achter de rug. Over de opkomst valt veel te zeggen. Ook is veel te zeggen over de verschuivingen tussen partijen, de trend dat lokale partijen het goed doen bij de verkiezingen, of dat er steeds meer partijen bijkomen, en ongetwijfeld is veel te zeggen over het aantal kandidaten dat op de lijsten stonden. Maar dat ben ik in deze column niet van plan.

Met de verkiezingen vers in het geheugen is het juist goed om te kijken hoe je de uitslag lokaal duidt en tot nieuwe afspraken voor de komende vier jaar komt. De coalitievorming en bijbehorende onderhandelingen. Dit leidt voor wethouderskandidaten altijd tot een spannende periode. Van de ruim 1.300 wethouders keert vaak de helft na de verkiezingen niet terug. Soms om zelfverkozen redenen, soms vanwege pensioen, soms omdat de partij liever een ander ziet, of soms omdat de partij simpelweg niet meer meedoet in de coalitie.

Maar tegenover die 1.300 opnieuw te installeren wethouders staan misschien wel 2.000 kandidaten te popelen om mee te doen. En of dat lukt hangt niet alleen van een screeningsresultaat af, maar veel vaker van het onderhandelingsresultaat. Ben je zelf onderhandelaar als wethouderskandidaat, dan bepaal je voor een goed deel zelf of je aan het langste eind trekt. Is het een ander onderhandelteam dat jou naar voren schuift als kandidaat, dan is het best spannend of jij ook werkelijk uit de bus rolt.

Deze hele rituele dans is bijster interessant en leerzaam om mee te maken. En als je aan die onderhandeltafel zit beoefen je waardevolle competenties en vaardigheden, als: luisteren naar de ander, vertalen van visie naar concrete daden, knopen doorhakken, geven en nemen, verbinden, afstoten, etc. En als je er dan in slaagt dit voor elkaar te krijgen, mag je daar wat mij betreft best even bij stilstaan. Want gedurende de campagne zie je veelal pogingen gedaan worden de verschillen uit te vergroten. Over die schaduw word je in de onderhandelingen geacht heen te stappen en omwille van het compromis, het algemeen belang en de bestuurbaarheid van de gemeente, bruggen te slaan en een coalitie te vormen. Dat is geen sinecure, maar werkt in ons land al vele eeuwen zo. Toch is dit iets dat in de ogen van veel mensen in de samenleving lastig te volgen is.

Tijdens de campagne worden gouden bergen beloofd, waarvan de helft misschien maar tot uitvoering komt. Marcelle Hendrickx en ik schreven hier eerder een essay over in Binnenlands Bestuur. Dat komt het vertrouwen in de overheid niet per se ten goede. Daarom is het wekken van uitvoerbare verwachtingen een verstandig devies.

Ik sprak de afgelopen maanden met vele tientallen van jullie over de vraag 'wat zou de toekomst van het wethouderschap moeten zijn?'. De uitkomsten brengen wij binnenkort naar buiten. Het vitaal houden van de democratie kwam hierbij natuurlijk aan de orde. Ook wethouders hebben hier een rol in. Bijvoorbeeld door toegankelijk te zijn, duidelijk te zijn in wat wel en niet kan, maar ook door te blijven werken aan je vakmanschap en een zo goed mogelijke bestuurder te zijn voor onze inwoners.

Een ander punt waar we allemaal alert op moeten zijn en blijven in het openbaar bestuur is dat we voorkomen dat bijvoorbeeld integriteit als wapen gebruikt wordt (integritisme) en meningsverschillen in de krant uitgevochten worden. Dat draagt niet bij aan vertrouwen van inwoners in 'de politiek' en politici. '

Het polderen, het jezelf verplaatsen in de ander, het zoeken naar draagvlak maakt onze democratie tot een waardevol construct. Een construct dat zeker onderhoud vergt en zo af en toe een laagje verf of een goede wasbeurt. Maar laten wij het kind niet met het badwater weggooien. Ik blijf het herhalen: Wij zijn een van de best bestuurde landen ter wereld. Geen dictatuur of autocratie. Wij besturen het met elkaar; ons lekenbestuur, onze democratie.

Maar willen wij dat voor de toekomst behouden, dan kan ik niet anders dan terugkomen op een van de punten waarvan ik aan het begin van deze column zei dat ik het niet over zou hebben. Het opkomstpercentage. De lage opkomst mogen wij ons zeer zeker aantrekken. Met een lage opkomst kun je je afvragen hoe wij als lekenbestuur de samenleving vertegenwoordigen, welk mandaat wij hebben. Met nog zulke goede campaigners, onderhandaars en bestuurders.

Zonder substantieel mandaat of vertrouwen van de samenleving, leidt dat toch tot betonrot in onze democratie. Dat mogen wij niet laten gebeuren. Er is meer dan een laagje verf of een wasbeurt nodig. Daarom roep ik eenieder op, aan de onderhandelingstafel of elders: denk de komende vier jaar na hoe wij er met elkaar voor kunnen zorgen dat in 2026 de opkomst hoger is dan die van de afgelopen verkiezingen.